In de tijd
van Montaigne waren epidemieën bepaald geen uitzondering. Uiteraard wist
Montaigne niets van het nieuwe coronavirus, dat momenteel de wereld teistert. Zonder
meer wist nog niemand van het bestaan van virussen of van bacteriën. Die moesten
nog ontdekt worden. In Montaigne’s tijd was vooral de pest een ziekte die vaak
epidemische vorm aannam en levens vernietigde en de samenleving totaal
verstoorde.
Sommige van
zijn biografen en historici denken dat Étienne de La Boétie, de beroemde vriend
van Montaigne, aan de pest is gestorven. Anderen houden het op dysenterie en
dit lijkt ook mij het waarschijnlijkst. Er zijn echter tenminste twee gevallen
dat Montaigne direct met de pest te maken had. In de tijd dat Montaigne leefde
werd Frankrijk geteisterd door de ene godsdienstoorlog na de andere. Negen
godsdienstoorlogen speelden zich tijdens zijn leven in Frankrijk af. Ze werden
vooral uitgevochten in de streek waar Montaigne woonde en wat meer naar het
zuiden, want vooral die regio was een bolwerk van het protestantisme. Ook
enkele broers en zusters van Montaigne waren protestant geworden, hoewel hij
met hen op goede voet bleef. Door deze oorlogen werd het sociale leven
voortdurend verstoord, waardoor de pest endemisch was geworden met af en toe
een grote uitbraak. Een dergelijke uitbraak van de pest vond plaats in juni
1585, toen Montaigne burgemeester van Bordeaux was. 14.000 burgers van de stad,
ongeveer de helft van het aantal inwoners, zouden daarbij omkomen. Het waren
echter de laatste dagen van zijn burgemeesterschap. In juli zou Montaigne zijn
ambt neerleggen. Toevallig was hij niet in Bordeaux toen de pest er uitbrak.
Hij was op dienstreis in de omgeving geweest en na afloop rechtstreeks naar
zijn kasteel gegaan. Het enige wat hij nog als burgemeester te doen had was een
vergadering leiden waarbij de nieuwe burgemeester werd benoemd en
geïnstalleerd. Zijn opvolger was echter al aangewezen. Zou hij het risico nemen
om ziek te worden en te komen overlijden voor een formaliteit? Montaigne
besloot niet te gaan en schreef een brief naar de gemeenteraad dat hij zijn
ambt ergens net buiten Bordeaux wilde overdragen. Zo gebeurde het ook.
Sommigen, zowel tijdgenoten als latere biografen, beschuldigen Montaigne van
lafheid. In andere situaties had Montaigne echter persoonlijke moed bewezen en
hij was confrontaties nooit uit de weg gegaan. Waarom zou hij risico nemen voor
een ambt dat hij nog maar enkele dagen zou bekleden? Zoals Montaigne ergens in
zijn Essays zegt: “De burgemeester en Montaigne zijn er altijd twee geweest,
duidelijk van elkaar gescheiden.” (Essays III-10, p. 1195)
Maar de
echte ellende moest nog komen. De pest ging niet weg en bereikte een jaar later
ook zijn kasteel. Het was september 1586. Montaigne treedt niet in details maar
in het essay “Over fysiognomie” (Essays III-12, p. 1238) schrijft hij
“Zowel in als buiten mijn huis werd ik bezocht door een pestepidemie van
ongekende hevigheid”. Kennelijk waren er al een of verscheidene van zijn
bedienden of knechten aan de ziekte overleden. Daarom besluit Montaigne te
vluchten. Opnieuw geeft Montaigne ons geen details, maar volgens zijn biograaf
Bardyn moeten we het ons voorstellen dat hij rondtrok met een aantal karren en
wagens en paarden samen met zijn vrouw, zijn vijftienjarige dochter zijn
zeventigjarige moeder plus een aantal bedienden. Waar ging hij heen? We weten
het niet en Montaigne wist het zelf ook niet, want nergens was hij welkom.
Iedereen was bang door deze rondtrekkende caravaan met de pest besmet te
worden. “Ik, die zelf zo gastvrij ben, had de grootste moeite een
toevluchtsoord te vinden voor mijn familie”, klaagt hij (t.a.p.). En zo gauw
een arts dacht, dat er iemand van het gezelschap besmet zou kunnen zijn, moest
iedereen veertig dagen in quarantaine.
Montaigne’s
geld raakte op. Hij kon geen nieuwe kleren en nieuwe paarden meer kopen. Maar
hij bleek niet vergeten. Catherina de Medici hoorde van Montaigne’s ellende en
zond hem geld. Niet een fooi maar een substantieel bedrag. Natuurlijk deed ze
dit niet alleen uit medelijden, want andermaal had ze hem nodig om te
bemiddelen tussen haar zoon Hendrik III, de koning van Frankrijk, en diens
rivaal Hendrik van Navarra, de leider van de Hugenoten en de latere Hendrik IV
van Frankrijk. Zo raakte Montaigne ook tijdens zijn zwerftocht betrokken bij
politieke zaken.
Uiteindelijk,
een half jaar later, keerde Montaigne met de zijnen terug op zijn kasteel. Het
was inmiddels maart 1587. De pestepidemie was voorbij en de streek was door de
Hugenoten gepacificeerd, zodat Montaigne ook niet bang hoefde te zijn voor
menselijke vijanden. Want ook al was Montaigne rooms-katholiek, als kamerheer
van de protestantse Hendrik van Navarra stond hij onder diens bescherming. Zijn
kasteel was echter in slechte staat en zijn landerijen waren verwaarloosd. De
druiven hingen nog ongeplukt aan de wijnstokken. Niet veel mensen in de streek
hadden de pest overleefd, maar Montaigne en zijn caravaan waren de ellende te
boven gekomen. Een jaar na zijn terugkeer publiceerde hij een nieuwe editie van
zijn Essays, die waren uitgebreid met een derde deel.
Literatuur
- Bardyn, Christophe, Montaigne. La
splendeur de la liberté. Paris: Flammarion, 2015; pp. 381-2, 398-403.
- Desan, Philippe, Montaigne. Une biographie politique. Paris: Odile
Jacob, 2014
- Montaigne, Michel de, Essays. Vertaling Frank de Graaff. Amsterdam: Boom, 2001.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten