dinsdag 12 april 2022

Ledigheid is des duivels oorkussen

Rue du Palais de l'Ombrière in Bordeaux. Op deze plek heeft
vroeger het Parlement (gerechtshof) van Bordeaux gestaan.
Het is in 1800 afgebroken.

In 1571 besloot Montaigne zijn baan als raadsheer bij het Parlement (gerechtshof) van Bordeaux op te geven en zich op zijn kasteel terug te trekken. We weten precies wanneer hij dit deed, namelijk op 28 februari van dat jaar, op zijn verjaardag. Hij heeft het op de muur van het zijkamertje van zijn bibliotheek geschreven. (zie de foto’s in de kolom links, onderaan) Montaigne kon met werken stoppen, omdat hij na het overlijden van zijn vader in 1568 een rijk man was geworden. Hij had toen het Kasteel Montaigne en het bijbehorende landgoed geërfd. Nu kon hij doen wat hij wilde en had hij het geld van zijn baan als raadsheer niet langer nodig. Deze baan was hem vanwege het geïntrigeer en het gekuip van de andere raadsheren steeds meer gaan tegenstaan. Montaigne koos voor zijn vrijheid, zoals hij zei. Nu had hij ook de tijd om de boeken te lezen die zijn vriend Étienne de La Boétie hem op zijn sterfbed had nagelaten. En hij had tijd om zijn landgoed te beheren. Omdat hij dat laatste eigenlijk vervelend werk vond, liet hij dit evenwel zoveel mogelijk aan zijn rentmeester over. Maar ja, de hele dag lezen, dag in dag uit? Lezen is leuk maar alleen maar lezen en niets anders doen is wat anders. Dat gaat de meesten op de duur toch wel vervelen. Een mens heeft nu eenmaal afwisseling nodig. Zo ook Montaigne. Toen hij zich op zijn landgoed terugtrok, dacht hij, zo schreef Montaigne in het essay “Over ledigheid”, “dat ik mijn geest geen grotere dienst kon bewijzen dan hem in staat te stellen zich in totale ledigheid met zichzelf bezig te houden, tot zichzelf te bepalen en in zichzelf rust te vinden, wat hem, naar ik hoopte, dan gemakkelijker zou afgaan, omdat hij met de tijd zwaarder en rijper geworden was.” Al gauw begon echter ook Montaigne zich te vervelen. Hij ontdekte dat het niet goed voor je is je te veel van de wereld afzijdig te houden. Bovendien bemerkte hij dat er in zijn geest allerlei vreemde voorstellingen en gedachten en rare fantasieën gingen rondspoken; onsamenhangende ideeën zonder enig verband en samenhang. Of zoals Montaigne zelf schrijft over zijn geest: Deze geeft “als een op hol geslagen paard, zichzelf honderdmaal meer problemen … dan hij ooit voor een ander op zich nam”. Zijn geest baarde hem talloze “hersenschimmen en bizarre monsters, de een na de ander, zonder orde en zin” en Montaigne werd er kennelijk stapel van.
Montaigne heeft dit probleem opgelost door naar de wereld terug te keren, zoals we weten uit de wijze waarop hij zijn leven daarna vervolgde. Montaigne begon weer te reizen, zowel in Frankrijk als daarbuiten. Hij begon weer te netwerken, want Montaigne had politieke ambities. Deze ambities werden uiteindelijk niet gerealiseerd op de manier zoals hij zich dat had voorgesteld of gewenst (het schijnt dat hij ambassadeur voor Frankrijk in Rome wilde worden), maar ze leidden er wel toe dat hij als bemiddelaar optrad tussen Koning Hendrik van Navarra (de latere Hendrik IV van Frankrijk) en Koning Hendrik III van Frankrijk, die voortdurend met elkaar in de clinch lagen. Zijn activiteiten leidden er ook toe dat hij door de Franse koning tot burgermeester van Bordeaux werd benoemd (wat hij overigens met tegenzin accepteerde).
Montaigne bracht zijn geest ook op een andere manier tot rust: Hij begon na te denken over wat er zich allemaal in zijn hoofd afspeelde. Of zoals Montaigne zelf schrijft: Ik begon mijn gedachten “op papier te zetten om ze in al hun vreemdheid en onzinnigheid op mijn gemakt te overdenken, in de hoop daar op den duur mee te bereiken dat hij [de geest] zich voor zichzelf schaamt.” Her resultaat van dit schrijfwerk werden de Essays, een geschrift dat een van de beroemdste en meest gelezen boeken in de geschiedenis van de filosofie werd en dat ook nu, ruim 400 jaar later, nog steeds veel gelezen wordt.
Montaigne vertelt hoe hij ertoe gekomen is zijn Essays te gaan schrijven in het hierboven genoemde essay “Over ledigheid”, hoofdstuk 8 van Boek I van de Essays. Eigenlijk zou dit het openingsessay van zijn werk hebben moeten zijn. Het is namelijk een soort van verklaring van Montaigne waarin hij zegt waarom hij is begonnen te schrijven (naast het voorwoord van de Essays, het “Aan de lezer”, waarmee de Essays worden ingeleid). Daarom is dit achtste hoofdstuk zo interessant en belangrijk. Maar niet alleen daarom. Het vertelt ons ook iets anders: Wij mensen kunnen niet leven door niets te doen. Wij mensen kunnen niet geïsoleerd van de wereld leven. Als we dat nog niet wisten, dan hebben we dat nu wel tijdens de Covid-pandemie bemerkt, waarin de ene na de andere lockdown werd afgekondigd. De mens is een sociaal wezen en wanneer hij of zij van anderen en van het leven rondom geïsoleerd en afgesloten wordt, dan begint de geest zich al snel te gedragen als een op hol geslagen paard en komen er allerlei rare ideeën en gedachten op. Als dat gebeurt, dan zijn er, zoals Montaigne ons leert, twee dingen die we moeten doen: Terugkeren naar de wereld en orde scheppen in ons hoofd, want ledigheid leidt tot niets. 

Bron
- Michel de Montaigne, Essays. Vertaling Frank de Graaff. Amsterdam: Boom, 2001; hoofdstuk 8: “Over ledigheid”.
- Philippe Desan, Montaigne. Une biographie politique. Paris: Odile Jacob, 2014