woensdag 25 oktober 2023

Een beetje beroemd


"Ik zou niet willen dat op de kaft van een boek van mij mijn naam niet staat."  

Montaigne begint zijn essay “Je roem niet met anderen delen” (Essays, Boek I-41) met de woorden: “Van alle dwaasheden van de wereld is het zich druk maken om roem en eer de meest algemeen geaccepteerde.” Het laatste wat mensen willen opgeven is volgens Montaigne wel het idee beroemd te worden en in navolging van Cicero schrijft hij: “zelfs degenen die deze neiging bestrijden [willen] nog dat op de titelpagina van de boeken die ze er tegen schrijven hun naam staat en dat ze beroemd zullen worden door de roem te verachten.” Nu denk ik dat daar veel waarheid in zit, maar ik denk ook dat het voor een persoon zoals ik ben een kwelling zou zijn om echt beroemd te zijn. Het is iets dat ik zou willen proberen te voorkomen. Niettemin zou ik niet willen dat op de kaft van een boek dat ik geschreven heb mijn naam niet staat. Ik zou toch wel willen dat iedereen kan zien dat ik degene ben die het geschreven heeft. Ik zou ook niet willen dat iemand mijn foto’s gebruikt zonder de vermelding van mijn naam erbij. En liet ook Montaigne zelf niet zijn naam op de omslag van zijn Essays zetten? Waarom heeft Montaigne dit essay dan geschreven? Ik denk dat hij ons wilde duidelijk maken dat proberen beroemd te worden in feite niet meer is dan een vorm van ijdelheid en dat het daarom afkeuringswaardig is. Daar ben ik het wel mee ons, zeker als het er vooral om gaat beroemd te willen zijn vanwege het beroemd zijn zelf. Toch denk ik dat een beetje beroemd zijn of een beetje bekend zijn ook zijn positieve kanten heeft. Het opent namelijk deuren. Vaak kunnen mensen hun doel niet bereiken, omdat niemand hen kent en juist om die reden worden ze vaak niet serieus genomen. Wanneer mensen je kennen of in ieder geval van je gehoord hebben, zijn ze meer geneigd om naar je te luisteren en je te helpen, dan wanneer ze nog nooit van je gehoord hebben (en misschien denken ze ook wel dat ze er zelf profijt van zullen hebben, als ze je helpen). Dit wil uiteraard echter niet zeggen dat wat je wil werkelijk de moeite waard is, alleen maar om de reden dat je bekend bent. Maar zo werkt het nu eenmaal.
Sommige mensen willen echter beroemd zijn om het beroemd zijn zelf. Beroemd zijn heeft op zich een positieve waarde voor hen. Voor deze mensen is beroemd zijn geen kwelling maar ze vinden het juist prettig. Bovendien opent het deuren, zoals gezegd, en hoe beroemder je bent hoe meer deuren het opent. Deuren naar meer beroemdheid en deuren naar macht. Maar dit heeft zijn risico’s. Zeggen we immers niet dat macht corrumpeert? Natuurlijk is dit niet altijd het geval, maar het gebeurt toch wel vaak. Te vaak. De Me-Too affaires zijn hier een goed voorbeeld van. Eigenlijk is het hier zo net als met het “Peter Principle”, het Peterprincipe. Het Peterprincipe, dat Peter Hull heeft ontwikkeld en dat hij beschreven en uitgelegd heeft in zijn boek The Peter Principle (geschreven samen met Raymond Hull), houdt in dat “elke werknemer in een hiërarchie stijgt tot diens onbekwaamheid”. Zoals de Wikipedia het zegt: “Werknemers worden gepromoveerd op basis van hun succes in eerdere banen totdat ze een niveau bereiken waarop ze niet langer bekwaam zijn, omdat vaardigheden in de ene baan niet vanzelfsprekend voor een andere baan bruikbaar zijn.” Naar mijn mening geldt dit principe niet alleen voor werknemers maar is het een algemeen verschijnsel: Personen die ernaar streven op de sociale ladder te stijgen bereiken op een gegeven moment zo’n hoog niveau dat ze de lasten van de hogere positie niet langer kunnen dragen. Ze neigen er dan toe zichzelf te overschatten. Ook hier zijn de Me-Too affaires weer een goed voorbeeld.
Het Peterprincipe is dus niet alleen van toepassing op werknemers. Het geldt ook voor beroemdheden en algemeen voor mensen die aan de top zijn gekomen en macht hebben gekregen. Wat de laatstgenoemden betreft, ik denk dat deze uitbreiding van het Peterprincipe vooral van toepassing is op mensen met macht in autoritaire structuren; in gesloten structuren om Karl Popper te parafraseren. Want waar autoritair gedrag heerst en openheid en democratie afwezig is, kan er ook geen kritiek geleverd worden. En waar kritiek afwezig is, zullen mensen die fouten maken niet gecorrigeerd worden. Autoritaire leiders raken geïsoleerd, krijgen geen kritiek te horen en raken afgesloten van de werkelijkheid. Ze komen in een soort van ivoren toren terecht. Uiteindelijk worden ze ten val gebracht. We zien het in organisaties, waar mensen vaak om die reden de laan uitgestuurd worden en we zien het ook in de politiek. Wel duurt het soms lang voordat het zover is. Maar kijk om je heen: Hoeveel autoritaire politieke leiders bereiken het einde van hun carrière op een normale manier? Stalin was een van de weinige die op “vreedzame” wijze in zijn bed is overleden. Vele zijn verjaagd zo niet vermoord door anderen in de hiërarchie of door het volk.
Eenmaal beroemd willen sommige mensen nog beroemder worden, vanwege het beroemd zijn zelf maar ook omdat het macht geeft. Anderen willen gewoon macht en beroemd zijn is daartoe een middel. Maar welke weg naar de macht ook wordt gekozen, wanneer je eenmaal macht hebt is de kans groot dat je je hand overspeelt. We zien dit bijvoorbeeld in Rusland, waar Poetin dacht dat hij, na de Krim te hebben ingepikt, de rest van de Oekraïne ook wel naar zijn hand zou kunnen zetten. In zijn ivoren toren had Poetin echter niet gezien dat de Oekraïne van 2014 niet hetzelfde land is als de Oekraïne van 2022. Maar laat ik hier stoppen, want op Montaigniaanse wijze ben ik hier van mijn oorspronkelijke thema afgedwaald. Dat thema was of beroemd zijn misschien niet een kwelling is, zo niet voor jezelf dan toch misschien voor anderen. Een beetje beroemd zijn heeft gewoonlijk alleen maar positieve kanten, te veel beroemdheid heeft ook zijn schaduwzijden. Voor macht geldt wel hetzelfde. Te veel macht is meestal een hel voor anderen, maar een beetje macht is vaak handig om zaken soepel te laten verlopen. Zei Plato al niet dat gematigdheid een van de kardinale deugden is?

De citaten zijn ontleend aan Michel de Montaigne, Essays. Vertaling Frank de Graaff. Amsterdam: Boom, 2001; Boek I, essay 41 “Je roem niet met anderen delen”.