donderdag 16 december 2021

Après nous le déluge

Kernafval: Na ons de zondvloed?
(
Kerncentrale van Cattenom, Frankrijk)

“Après nous le déluge” (Na ons de zondvloed) is een gezegde dat in veel talen spreekwoordelijk is geworden. De uitspraak wordt toegeschreven aan Madame de Pompadour, de maîtresse van de Franse koning Lodewijk XV. Ze zou het hebben gezegd, toen Frankrijk in moeilijke omstandigheden verkeerde. Het betekent zoiets als: Zolang we niet zelf direct door de omstandigheden getroffen worden, hoeven we ons niet te veel zorgen te maken, omdat we er al vandoor zijn of overleden zijn, wanneer de gevolgen merkbaar worden. Of ook, wat ook de schade van onze daden zal zijn, wij zullen het niet meer merken. Ook in de eerste interpretatie van de uitspraak is het meestal impliciet dat de spreker zelf mogelijk op een of andere wijze aan de problemen heeft bijgedragen of iets kan doen om ze te stoppen of af te zwakken. Daarom heeft de houding die in de uitspraak verborgen zit alles te maken met verantwoordelijkheid of liever met onverantwoordelijkheid. Het is een houding die zegt: Mij interesseert alleen wat mij raakt en ik heb lak aan de gevolgen van mijn handelingen voor anderen, zolang die gevolgen langs me heen gaan. Het is een houding die je bijvoorbeeld bij politici aantreft die denken de ze geen verantwoording over hun daden zullen behoeven af te leggen, zoals dictators en leiders in autoritaire staten. Ze schijnen te denken: Wie zal me rekenschap vragen? Gelukkig is de praktijk toch vaak anders, hoewel het nog te vaak voorkomt dat onverantwoordelijke politici de dans ontspringen, bijvoorbeeld doordat ze te komen overlijden. Maar de houding van “na mij de zondvloed” treft men niet alleen bij politici aan. Deze komt voor in alle maatschappelijke sectoren en bij alle lagen van de bevolking. En eerlijk gezegd, wie heeft wel eens niet deze gedachte?
Voor zover ik weet is verantwoordelijkheid op zich geen thema waarover Montaigne expliciet in zijn Essays heeft geschreven, maar de idee komt wel in veel van zijn essays in een of andere vorm voor. Dit is bijvoorbeeld het geval in “Beoordeel onze handelingen naar onze bedoeling” (Boek I-7). Hier gaat Montaigne in op de vraag of we aan onze verplichtingen, en daarmee aan onze verantwoordelijkheid, kunnen proberen te ontkomen door ervoor te zorgen dat de gevolgen van onze handelingen pas na onze dood optreden. Want is het niet zo dat de dood ons van alle verplichtingen ontslaat? Zoals altijd staan de voorbeelden die Montaigne gebruikt om uit te leggen wat hij wil zeggen wat ver van de moderne lezer af, maar ze zijn wel steeds treffend. In dit geval haalt hij het geval aan van de Engelse koning Hendrik VII die beloofd had het leven van een of andere hertog te sparen. In zijn testament gaf hij zijn zoon echter de opdracht om na zijn dood de man alsnog zo snel mogelijk om te brengen. Alsof zijn dood Hendrik VII van zijn verplichting zou hebben ontslagen om het leven van de hertog te sparen! Of hier is een omgekeerd geval, dat door Montaigne genoemd wordt. Toen op 4 juni 1568 de graven van Egmond en Hoorne op last van de hertog van Alva op de Grote Markt van Brussel onthoofd zouden worden, vroeg Egmond of hij als eerste mocht sterven. Want was hij niet verantwoordelijk voor de dood van Hoorne, omdat hij hem overgehaald had ook naar Brussel te komen en hem had beloofd en verzekerd dat hem daar niets zou overkomen? Maar Egmond had dit in goed vertrouwen gedaan en het was Alva geweest die beide graven in de val had gelokt.
Op grond van deze twee gevallen komt Montaigne dan tot de conclusie: “Wij kunnen niet aan verplichtingen gehouden worden die onze krachten en middelen te boven gaan. Daarom, omdat het effect en de uitvoering niet geheel in onze macht liggen en er in feite niets is dat werkelijk in onze macht ligt behalve onze wil, is het de wil waarop alle regels aangaande de plichten van de mens noodzakelijk gebaseerd zijn.” Of zoals de titel van het essay zegt: “Beoordeel onze handelingen naar onze bedoeling”. Dus Egmond was te verontschuldigen, of hij nu vóór of ná Hoorne zou sterven, want, aldus Montaigne, hij achtte zich volledig aan zijn belofte gebonden, hoewel hij niet in staat was zich eraan te houden. Hendrik VII was echter verantwoordelijk voor de dood van de hertog, ook al vond deze na zijn dood plaats, want hij had daartoe de opdracht gegeven.
Wat men ook wel ziet is dat mensen zich van hun verplichtingen proberen te ontdoen door in hun testament vast te leggen bepaalde fouten van hen te corrigeren, hoewel ze die al hadden kunnen rechtzetten, toen ze nog leefden. Deze handelwijze deugt niet, aldus Montaigne, want fouten moeten zo snel mogelijk hersteld worden, ook al valt je dit zwaar. Het is wel erg gemakkelijk een fout van jou na je dood door anderen te laten herstellen. “Boete doen vraagt erom dat men een last op zijn schouders neemt.” Maar ook: “Hoe moeilijker en onaangenamer deze teruggave … is, hoe meer [de] voldoening erover terecht en welverdiend is.”
Montaigne maakt in dit zevende essay van Boek I duidelijk dat verantwoordelijkheid niet bij de dood ophoudt. Dat je na je dood niet meer verantwoording over je daden behoeft af te leggen en dat de gevolgen van je fouten jouzelf niet meer treffen maakt niets uit. Veel mensen schijnen te denken: “Wat er na mijn dood gebeurt, zal me worst wezen”. Beter zou het zijn aan de woorden van Montaigne te denken, maar wie doet dat? Maar ook ná de zondvloed zijn we verantwoordelijk vóór wat we voor de zondvloed hebben gedaan. Misschien is de jaarwisseling de juiste tijd om dat weer eens tot ons te laten doordringen. Zijn we dan niet altijd vol van goede intenties? 

Bron

- Montaigne, Michel de, Essays. Vertaling Frank de Graaff. Amsterdam: Boom, 2001.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten