woensdag 3 februari 2021

De arrogantie van de macht

De Place des Quinconces in Bordeaux waar in
 1565 de parade voor Koning Karel IX plaatsvond.


In 1565 maakt de jonge Franse koning Karel IX een rondreis door Frankrijk om als nieuwe vorst zijn gezag te laten bevestigen. Op 9 april is zijn blijde intrede in Bordeaux. Er is een enorme parade georganiseerd. In de stoet gaan ook gevangenen uit twaalf landen mee. Onder hen zijn Grieken, Turken, Arabieren, Moren en ook Indianen uit Brazilië. Ongetwijfeld was Montaigne als raadsheer bij het parlement – gerechtshof – van Bordeaux bij de plechtigheid aanwezig. Het is waarschijnlijk bij deze gelegenheid dat hij een aantal indianen heeft ontmoet (en niet in Rouen, zoals hij zelf zegt). Montaigne doet er veertien jaar later verslag van in zijn essay “Over de kannibalen”.
De koning spreekt lang met drie van de indianen, aldus Montaigne, en “men liet hun onze levensgewoonten zien, onze pracht en praal en de aanzichten van een mooie stad. Daarna vroeg iemand hun wat ze van dit alles dachten, en wilde weten wat ze verbazingwekkend hadden gevonden.” Het was de Indianen onder meer “opgevallen dat er mensen onder ons waren (het is in hun taal een gebruikelijke zegswijze om de mensen de helft van elkaar te noemen), die in alle mogelijke vormen van luxe baadden, terwijl hun ‘helften’ uitgeteerd door honger en armoede aan de deuren bedelden; en zij vonden het vreemd dat deze behoeftige ‘helften’ een dergelijk onrecht over zich heen lieten gaan zonder de anderen naar de keel te vliegen of hun huizen in brand te steken.” (I, 31: 260)
Impliciet in deze passage, maar ook in de andere antwoorden die de Indianen gaven en in de weergave van zijn eigen gesprek met een indianenkoning, stelt Montaigne de vraag naar de macht aan de orde: Waarom gehoorzamen we een koning eigenlijk? Waarop berust gezag? Montaigne stelt vragen bij de grondslagen van de maatschappij zoals hij die kende, zoals Philippe Desan in zijn politieke biografie van Montaigne laat zien, en hij wijst op de afhankelijkheid van de onderdanen van de machthebbers. Het zijn vragen die vandaag de dag nog steeds actueel zijn. Desan: “Deze afhankelijkheidsrelatie tussen armen (bedelaars) en rijken berust niet uitsluitend op geweld of is een kwestie van angst en onderdrukking, maar vestigt ook de aandacht op wat [Montaigne’s beroemde vriend] La Boétie de vrijwillige onderworpenheid noemt. Die gewaagde acceptatie van het idee van onderworpenheid is … het onderwerp van een beschouwing, waarbij Montaigne doet alsof hij een eenvoudig commentaar weergeeft, dat de Indianen in zijn aanwezigheid gaven. De impliciete verwijzing van de auteur van de Essays naar La Boétie vormt een aanwijzing dat Montaigne aan meer denkt dan wat hij hier zegt [wanneer de Indianen elkaar elkaars helften noemen]. ... In tegenstelling tot wat hij ons zegt, heeft deze omschrijving voor de Indianen betrekking op het hele sociale lichaam, gezien het feit dat het privébelang zich moet buigen voor het algemene belang. De behoeftigen zowel als de geprivilegieerden vormen de een de helft van de ander in een wederzijdse en noodzakelijke afhankelijkheid die een samenlevingsmodel weerspiegelt. De noodzaak zich niet van de andere helft af te snijden is een van de belangrijkste politieke lessen die Montaigne in dit echte of gefingeerde onderhoud met de Indianen van de Nieuwe Wereld geeft.” (Desan, 2014: 189; mijn cursivering)
Montaigne gebruikt dus het gesprek met de indianen voor een impliciete maatschappijanalyse. Voor mij is hier de vraag van belang die in de kritiek van de indianen op het leven in Bordeaux aan de orde komt: Zorgt de koning wel goed voor zijn onderdanen? Algemeen: zorgen de machthebbers wel goed voor hun ondergeschikten? Via de mond van de indianen laat Montaigne zien dat hieraan nogal wat schort. Maar kunnen de onderdanen die door de machthebbers slecht behandeld worden wel in opstand komen, zoals de indianen lijken te veronderstellen? Étienne de La Boétie heeft laten zien, dat dit niet zomaar gaat: Macht is structureel en berust op een netwerk van relaties. Om de macht te grijpen moet je dit netwerk weten te breken en daar komt nogal wat voor kijken. Alleenstaande burgers zijn daartoe zelden in staat. Het vereist organisatie van gelijkgestemden en het opbouwen van een eigen structuur. Deze complexe sociale werkelijkheid wil Montaigne hier kennelijk aan de orde stellen. De machthebbers zelf weten ook dat het heel moeilijk is om de machtsstructuur te doorbreken en hen uit het zadel te wippen. Dit maakt machthebbers arrogant tegenover hun onderdanen en ze verzaken bijvoorbeeld hun zorgplicht tegenover hen. Liever houden ze zich bezig met het vestigen van hun eigen belangen en hun relaties met andere hooggeplaatsten in de machtsstructuur, hetzij om zich tegenover hen te verdedigen hetzij om kongsis met hen te vormen tegenover derden. Intussen houden ze tegenover de buitenwereld de schijn op dat ze de rechtmatige machthebber zijn en dat het hun recht is en dat het noodzakelijk is hun eigen positie te handhaven of die te versterken. Desnoods doen ze dit hard. In de tijd van Montaigne was deze strijd aan de orde van de dag. De ene godsdienstoorlog volgde na de andere met de rooms-katholieken tegen de protestanten. Hertog Hendrik I van Guise was de leider van de katholieke factie en hij probeerde als hun aanvoerder zijn macht uit te bouwen. De protestanten werden geleid door koning Hendrik van Navarra, die in Zuid-Frankrijk zijn macht probeerde uit te breiden. Naast de godsdienststrijd speelde dan nog de strijd om het koningschap van Frankrijk, die uiteindelijk door de koning van Navarra werd gewonnen. En het volk werd in deze strijd gemangeld en was de lijdende partij.
Hoe macht volgens Montaigne en La Boétie werkt, heb ik eerder uitgebreid behandeld in mijn boek Rondom Montaigne. Ik moest er weer aan denken bij de recente ontknoping van de toeslagenaffaire, die leidde tot het aftreden van het Derde Kabinet Rutte. Goed, de tijden zijn veranderd. We zijn ruim vier eeuwen verder en de strijd wordt niet langer gestreden op het slagveld en met wapens, maar in het parlement en met woorden en met wetten. Maar de blote structuur is dezelfde gebleven, met alle gevolgen van dien. Er worden kongsis gevormd, die vandaag de dag coalities genoemd worden. De machthebbers kijken naar elkaar om de juiste zetten te kunnen doen in het politieke spel en om te zien hoe ze de anderen een hak kunnen zetten. Ze kijken naar de buitenwereld en proberen een goede relatie met de pers op te bouwen. En ze kijken naar hun achterban. Waren dat in Montaigne’s tijd de katholieken en de protestanten, nu zijn het de kiezers. Desnoods verandert een machthebber radicaal van mening om de macht te krijgen of te behouden, net als Hendrik van Navarra, die in één nacht van protestant katholiek werd om dan als Hendrik IV koning van Frankrijk te kunnen worden. “Parijs is me wel een mis waard”, zei hij. De arrogantie van de macht, zoals die ook in een democratie bestaat. Ach ja, er vallen dan uiteraard wel eens slachtoffers. Waar gehakt wordt vallen spaanders, in het geval van de toeslagenaffaire de duizenden, zo niet tienduizenden gezinnen waarvan het dagelijks bestaan vernield werd door een te strenge wet die van onschuldigen fraudeurs maakte.
De diverse regeringen, de eerstverantwoordelijken voor de hele affaire, wisten wel degelijk wat hun opdracht was. Zei minister-president Mark Rutte, die vanaf het begin tot het eind van de toeslagenaffaire alle regeringen die erbij betrokken waren heeft geleid, niet bij het aankondigen van het aftreden van zijn kabinet: “De rechtstaat moet de burgers beschermen tegen een almachtige overheid en dat is hier op een verschrikkelijke manier misgegaan.”? Oftewel, in termen van Montaigne, een regering moet voor de mensen zorgen maar heeft in deze zaak gefaald.
In “Over de kannibalen” brengt Montaigne zijn sociale kritiek via de mond van de indianen: Anderen houden ons een spiegel voor; van andere culturen kunnen we leren. Op deze wijze leert Montaigne ons: Houdt rekening met de ander, ook als die zijn ondergeschiktheid accepteert, want de ander maakt deel van ons uit. De ander is onze wederhelft. Snijd je niet van je wederhelft af, want dan snijd je in jezelf. Laten degenen die de macht uitoefenen, en meer nog, laten degenen die in een democratisch systeem de macht uitoefenen eens daaraan denken, te beginnen met de regering en het parlement.

Bronnen
- Desan, Philippe, Montaigne. Une biographie politique. Paris: Odile Jacob, 2014.
- Montaigne, Michel de, Essays. Vertaling Frank de Graaff. Amsterdam: Boom, 2001. 

Zie ook
- Weg, Henk bij de, Rondom Montaigne. Den Haag: Uitgeverij U2pi, 2019.

Zie linksboven hier op deze blogpagina. In hoofdstuk 5 heb ik een uitgebreide analyse van macht in de visie van Montaigne en La Boétie gegeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten