De stoel en tafel in de bibliotheek van
Montaigne, waar hij zijn Essays schreef
Zeggen wat
je denkt kan soms levensgevaarlijk zijn. Journalisten in dictatoriale regiems
ondervinden dat vaak dag aan dag. Of denk maar aan de aanslag op Charlie
Hebdo in Parijs, vier jaar geleden. Dat zeggen wat je denkt gevaarlijk kan
zijn heeft ook Montaigne ondervonden. Montaigne was een moedig man maar ook een
voorzichtig man en hij wilde geen onnodige risico’s nemen. Ik ken in ieder
geval één geval dat hij aan zelfcensuur deed. Het gaat echter niet om een werk
van zichzelf maar van zijn overleden vriend Étienne de La Boétie: De Verhandeling
over de Vrijwillige Slavernij. Montaigne voelde zich met dit jeugdwerk van
zijn vriend verbonden. Was het niet de aanleiding geweest dat hij contact met La
Boétie gezocht had, toen hij daartoe de gelegenheid had? Bovendien waren zijn Essays
opgedragen aan La Boétie. Daarom wilde hij de Verhandeling in zijn Essays
opnemen en wel in hoofdstuk 29 van Boek I, precies in het midden van Boek I en
direct na essay 28 “Over vriendschap”, dat helemaal aan La Boétie gewijd was.
In 1580 vroeg Montaigne, zoals voorgeschreven, toestemming voor de publicatie
van de Essays inclusief de Verhandeling en toen Montaigne die
toestemming verkregen had, stond niets de publicatie meer in de weg. De Verhandeling
was echter een nogal radicaal werk. La Boétie presenteerde er een
machtstheorie en liet zien hoe het mogelijk was machthebbers ten val te brengen
door hen niet langzamer te gehoorzamen. Sommigen zien er La Boétie’s antwoord
op Machiavelli in. Nadat Montaigne de toestemming voor de publicatie van zijn Essays
verkregen had, maar voordat het werkelijk ter perse ging, was de politieke
situatie in Frankrijk echter sterk veranderd en in het land heerste een geest
van oorlog en revolutie. Bovendien was de Verhandeling door
activistische Hugenoten illegaal gepubliceerd onder de titel Tegen de Ene.
Daarom besloot Montaigne de Verhandeling over de Vrijwillige Slavernij
niet in zijn Essays in te voegen en schrijft dan aan het slot van zijn
essay “Over vriendschap”: “Omdat ik heb opgemerkt dat dit werk inmiddels, met
een kwalijk oogmerk, is uitgegeven door hen die ernaar streven onrust te zaaien
in onze staat en die te veranderen, zonder zich er om te bekommeren of zij die
ook verbeteren, en dat ze het hebben samengevoegd met andere geschriften van
hun eigen baksel, heb ik er van afgezien het hier een plaats te geven.” In
plaats van de Verhandeling nam Montaigne nu 29 sonnetten van La Boétie
in het volgende hoofdstuk op. Hij vond het veiliger van de publicatie af te
zien, want daardoor zou hij mogelijk met de Hugenoten vereenzelvigd kunnen
worden, wat niet alleen slecht voor zijn carrière zou kunnen zijn, maar als hij
inderdaad als een aanhanger van het protestantisme werd gezien, liep zijn leven
ook gevaar.
Dit voorval
heeft de bekendheid en verspreiding van de Verhandeling over de Vrijwillige
Slavernij echter niet geschaad, zoals ik in mijn blog over Étienne de La
Boétie hieronder al heb laten zien. Zelfs Richelieu heeft deze gelezen, in een
tijd dat La Boétie’s werk al verboden was. Zoals de Engelse schrijver Edward
Bulwer-Lytton de kardinaal in zijn toneelstuk Richelieu laat zeggen: “De
pen is machtiger dan het zwaard”. Dat zou niet alleen blijken voor La Boétie’s Verhandeling
maar ook voor Montaigne’s Essays, dat immers lange tijd op de index van
de rooms-katholieke kerk heeft gestaan maar desondanks ook door veel katholieken
werd gelezen. “Die Gedanken sind frei”.
Bronvermelding
- Voor het citaat uit de Essays heb ik
gebruik gemaakt van de vertaling van Frank de Graaff (Boom, Amsterdam, 2001; p.
237).